Hoge Raad: box 3-heffing in strijd met eigendomsrecht en discriminatieverbod

Hoge Raad: box 3-heffing in strijd met eigendomsrecht en discriminatieverbod

Hoge Raad: box 3-heffing in strijd met eigendomsrecht en discriminatieverbod

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in 2017 ingevoerde box 3-heffing in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod.

Nieuwe box 3-heffing
Tot en met 2016 werd in box 3 belasting geheven over een vast rendement van 4 procent. Daar kwam veel kritiek op, omdat dat rendement in de praktijk vaak niet werd behaald. Sinds 2017 heeft de wetgever wat betreft rendement aansluiting gezocht bij een gemiddelde verdeling van het vermogen en bij de rendementen die in voorgaande jaren gemiddeld zijn behaald. Daarbij wordt, afhankelijk van de omvang van het vermogen, verondersteld dat een deel van het vermogen gespaard wordt en een deel belegd wordt (de zogenoemde ‘vermogensmix’).

Zaak bij Hoge Raad
De zaak die in cassatie aan de Hoge Raad is voorgelegd is een van de zaken die wordt uitgeprocedeerd in een zogenoemde massaal-bezwaarprocedure. In die procedure is de vraag aan de orde of de vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 in strijd is met het recht op eigendom en het verbod op discriminatie. Het vermogen van de belanghebbende in de zaak en zijn echtgenote van in totaal ongeveer 1 miljoen euro bestond voor circa 80 procent uit spaartegoeden met lage rente. Op basis van het forfaitaire stelsel wordt de man echter geacht 21 procent van zijn vermogen als spaartegoeden aan te houden en de rest van zijn vermogen te beleggen tegen een hoger rendement. Het gevolg hiervan is dat hij over veel hogere opbrengsten belasting moest betalen dan hij in werkelijkheid had genoten.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat het sinds 2017 geldende forfaitaire stelsel verder af is komen te staan van een heffing over het inkomen waarvan kan worden aangenomen dat een individuele belastingplichtige dat daadwerkelijk heeft genoten, terwijl de wetgever dit wel heeft beoogd. Het nieuwe stelsel perkt de door het EVRM gegarandeerde recht om vrij te beschikken over eigendom in, doordat het een verhoudingsgewijs zware financiële last verbindt aan de keuze om niet over te gaan tot het risicovol beleggen van vermogen. Ook is het discriminerend doordat degenen die pech hebben gehad met hun risicovolle beleggingen relatief zwaar worden belast. Naar het oordeel van de Hoge Raad is er niet een redelijke verhouding tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met het forfaitaire stelsel en de ongelijkheid die met het stelsel wordt veroorzaakt.

Andere zaken in de massaalbezwaarprocedure
De uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de fiscus nu kan beslissen op alle bezwaarschriften die zijn ingediend in de zaken die door de Staatssecretaris van Financiën zijn aangemerkt als massaalbezwaar.

Bron: www.accountancyvanmorgen.nl